Bij mensen met een negatieve persoonlijkheidsstoornis maakt de negatieve stemming onderdeel uit van hun persoonlijkheid en eigenschappen als somberheid en moedeloosheid zijn voor hen vanzelfsprekend. Ze ervaren geen aaneengesloten periodes waarin ze zich goed en positief voelen.
Het essentiële kenmerk van een depressieve persoonlijkheidsstoornis is een doordringend patroon van depressieve gedachten en gedragingen die in de vroege volwassenheid beginnen en die zich in een verscheidenheid aan contexten voordoen. Dit patroon ziet men niet uitsluitend gedurende een depressieve episode en kan ook niet als een dysthyme stoornis worden aangemerkt.
De depressieve gedachten en gedragingen houden een volhardend gevoel van neerslachtigheid, negativisme, vreugdeloosheid en treurigheid in. Deze mensen zijn overmatig serieus, niet in staat te genieten of zich te ontspannen en het ontbreekt hen aan een gevoel van humor. Ze kunnen het gevoel hebben dat ze het niet verdienen plezier te hebben of gelukkig te zijn. Ze hebben daarnaast de neiging zich zorgen te maken en voortdurend stil te staan bij hun negatieve en ongelukkig gedachten. Zulke mensen zien de toekomst net zo negatief als hun huidige bestaan; ze betwijfelen of dingen ooit zullen verbeteren, anticiperen op het ergste en terwijl ze er zelf trots op zijn realistisch te zijn beschouwen anderen ze als pessimistisch.
Ze kunnen hard zijn in het zichzelf veroordelen en zijn er gevoelig voor zich overdreven schuldig te voelen over tekortkomingen. Hun zelfwaardering is laag en in het bijzonder gericht op gevoelens van ontoereikendheid. Ze beschouwen zichzelf als niet sterk, niet slim en niet waardevol voor anderen. In een beschrijving van zichzelf worden alleen maar heel veel negatieve eigenschappen genoemd waarbij vooral verteld wordt waarin ze tekortschieten en ze hebben veel zelfkritiek. Als gevolg van hun negatieve zelfbeeld zullen ze zich niet rechtstreeks uiten en in geval van boosheid worden eerder schuldgevoelens ervaren aangezien het gevoelsmatig niet logisch op ze overkomt boos op een ander te zijn, die wel handelt, terwijl ze zichzelf niets waard vinden.
Mensen met deze stoornis hebben de neiging anderen net zo hard te veroordelen als ze zichzelf veroordelen. Hun relaties kenmerken zich door afhankelijkheid waarbij ze altijd iemand anders nodig hebben, die waardevol en krachtig op ze overkomt en die zijn invloed wel doet gelden. Omdat ze de ander als daadkrachtig beschouwen ontstaat het verwachtingspatroon van daadkracht van die ander. Hun relaties zijn sowieso kwetsbaar aangezien ze zichzelf en de ander niet als positief kunnen zien terwijl diegene wel van ze houdt en andersom wel een positief beeld van hén heeft. Ze richten zich echter dikwijls eerder op de tekortkomingen van anderen dan op hun positieve eigenschappen en ze kunnen negativistisch, kritisch en veroordelend naar anderen zijn. Aan hun partner stellen ze behoorlijk hoge eisen en wanneer deze daar niet aan voldoet zullen ze zich erg in de steek gelaten voelen. Daarnaast ervaren ze problemen met het delen van gevoelens. De gevoelens van iemand met een depressieve persoonlijkheidsstoornis zijn voor anderen sowieso erg moeilijk in te schatten. Ze maken kritiek groter dan bedoeld en beleven dit als een beschuldiging waardoor ze verontwaardigd zullen zijn vanwege het idee dat de ander hen te hard benadert.
Mensen die aan een depressieve persoonlijkheidsstoornis lijden kunnen rustig zijn, introvert, passief, niet assertief en geven er de voorkeur aan anderen te volgen in plaats van de leiding te nemen. Zij zijn namelijk van mening dat ze geen enkele invloed hebben op hetgeen er met ze gebeurt maar ook dat ze niet in staat zijn problemen op te lossen. Hierbij hebben ze het gevoel slachtoffer van de omstandigheden te zijn en stellen zich daar ook naar op. De stoornis komt bijna even veel bij vrouwen als bij mannen voor en hij maakt ze vatbaarder voor het ontwikkelen van een dysthyme en mogelijk een depressieve stoornis.
In de DSM-IV valt de depressieve persoonlijkheidsstoornis in de categorie ‘persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven’. Het blijft echter controversieel of het onderscheid tussen deze stoornis en de dysthyme stoornis nuttig is. De onderzoek criteria voor de depressieve persoonlijkheidsstoornis verschillen van de diagnose dysthyme stoornis wat betreft hun nadruk op cognitieve, interpersoonlijke en intrapsychische persoonlijkheidstrekken.
De depressieve persoonlijkheidsstoornis verschilt van de zogenaamde normale depressieve trekken (bedroefdheid, pessimisme, zelfkritiek en geneigd zijn zich schuldig te voelen) in het feit dat het patroon doordringend is en een duidelijke droevige stemming of beperking in het sociale of beroepsmatig functioneren veroorzaakt.
Kenmerken van een depressieve persoonlijkheidsstoornis:
- Een doordringend patroon van depressieve gedachten en gedragingen die in de vroege volwassenheid beginnen en zich in een verscheidenheid aan contexten voordoen, waarbij iemand vijf of meer van de volgende symptomen laat zien:
- De normale stemming wordt gedomineerd door neerslachtigheid, negativisme, vreugdeloosheid en treurigheid
- Het zelfconcept is gericht op overtuigingen van ontoereikend en waardeloos te zijn en een lage zelfwaardering te hebben
- Kritisch, beschuldigend en kleinerend naar zichzelf
- Koesterend en zich zorgen maken
- Negativistisch, kritisch en veroordelend naar anderen
- Pessimistisch zijn
- Gevoelig voor schuldgevoelens of gewetenswroeging
- De kenmerken doen zich niet alleen tijdens een depressieve episode voor en kunnen niet beter als een dysthyme stoornis worden aangemerkt