Er zijn diverse risicofactoren en oorzaken bekend waarvan een combinatie ervan tot depressie kan leiden. Hierbij wordt vaak gesproken van het bio-psycho-sociale model (zie hiernaast) aangezien er sprake is van een combinatie van biologische, psychische en sociale factoren:
- Individuele kwetsbaarheid
Negatieve ervaringen in de jeugd kunnen negatieve overtuigingen over het zelf veroorzaken waardoor er een zekere kwetsbaarheid voor depressie ontstaat. Belastende situaties op latere leeftijd kunnen deze overtuigingen activeren wat kan resulteren in gevoelens van inadequaatheid, waardeloosheid en tekortschieten. Een negatieve kijk op de toekomst uit zich als hopeloosheid en apathie. De negatieve overtuigingen vormen daarbij een bron van depressieve emoties, overtuigingen en gedrag. Als de jeugd gekenmerkt wordt door emotionele verwaarlozing, eenzaamheid, te veel angst, opvoedingsproblemen, terechtwijzing en afwijzing of het op jonge leeftijd verliezen van een ouder, bestaat er ook een verhoogd risico op het ontstaan van een depressie. Sommige mensen zijn kwetsbaarder dan anderen, hebben bepaalde karaktereigenschappen, persoonlijkheidskenmerken of denkwijzen, die meestal van jongs af aan aangeleerd zijn, waardoor ze een verhoogd risico lopen een depressieve stoornis te ontwikkelen. Het gaat hierbij om karaktereigenschappen als:- onzekerheid
- faalangst
- moeite hebben met het vragen van steun
- piekeren
- een geringe mate van autonomie
- negatieve denkstijl
- onvermogen om problemen op te lossen
- dwanggedachten
- een naar binnen gekeerde houding
- weinig zelfvertrouwen
- een streng geweten en heel plichtsgetrouw
- aangeleerde hulpeloosheid
- slecht in staat zijn om verdriet en teleurstelling te verwerken
- negatieve emotionele gesteldheid waarbij met sterke emoties als boosheid, angst en verdriet gereageerd wordt op prikkels uit de omgeving
- behoefte aan genegenheid en bevestiging door de omgeving en zich daardoor te afhankelijk opstellen en overdreven aardig zijn
- een lage zelfwaardering, minderwaardigheidsgevoelens, negatief zelfbeeld
- zich snel afgewezen en niet begrepen voelen
- slecht met kritiek kunnen omgaan en zich snel persoonlijk aangesproken voelen
- perfectionisme, te hoge eisen aan zichzelf stellen
- Erfelijkheid
In sommige families komt depressie vaker voor. Kinderen van ouders met een depressieve stoornis hebben bijna drie keer zo veel kans er zelf één te ontwikkelen; lijden beide ouders aan een dergelijke stoornis is die kans zelfs tien keer zo groot. Erfelijke aanleg hoeft echter niet tot manifestatie van de ziekte te leiden. - Sociale en omgevingsfactoren, waaronder ingrijpende levensgebeurtenissen (‘life events’)
Hierbij valt te denken aan het overlijden/ziekte (van een partner/ouder), krenkingen, het verbreken van een relatie of andere traumatische levensomstandigheden die zich hebben voorgedaan voorafgaand aan het uitbreken van de depressie. Schokkende gebeurtenissen kunnen zelfs na jaren nog tot een depressieve stoornis leiden. Ogenschijnlijk kleine gebeurtenissen, naar alle waarschijnlijkheid voorafgegaan door ernstigere, kunnen daarbij de welbekende druppel vormen. Het gebrek aan goede vriendschappen vormt ook een risicofactor voor depressie. Bij een verhuizing of ontslag gaan (sociale) contacten dikwijls verloren en soms is het daarnaast moeilijk te wennen aan de nieuwe omgeving. Sociale afwijzing en het wegvallen van sociale steun kunnen iemand in een isolement doen belanden. Sociale inactiviteit kan voor een uitbreiding van het depressieve gedrag zorgen waardoor iemand in een vicieuze cirkel belandt die de depressieve stoornis in stand houdt. - Werkgerelateerde risicofactoren
De drie belangrijkste werkfactoren die meespelen bij het onstaan van een depressie zijn:- Werkdruk (27%)
- Toekomstonzekerheid (19%)
- Gebrek aan ondersteuning of pesten/conflicten (26%)
- Chemische ontregelingen
Serotonine en noradrenaline zijn twee neurotransmitters, stoffen in de hersenen, die van invloed zijn op onze stemming. Mensen die zich in een depressie bevinden hebben een te lage concentratie van beide neurotransmitters in de hersenen. Het is echter niet bekend of dit de oorzaak of juist het gevolg van de stoornis is. Antidepressiva grijpen in op de chemische ontregeling in het brein en hebben een positieve invloed op de stemming. - Hormonale ontregelingen
Deze zijn gerelateerd aan chemische ontregelingen in de hersenen. De hypofyse is een kleine klier aan de basis van de hersenen die een centrale rol in de hormoonhuishouding speelt en onder andere de schildklier, de bijnieren en de geslachtsklieren beïnvloedt. Een verhoging in het bloed van het stresshormoon cortisol, geproduceerd door de bijnierschors, wordt in verband gebracht met depressie. Een verhoogde cortisolproductie zorgt voor een heftige reactie op stressoren. Urocortine, een signaalstof die daarnaast betrokken is bij het reguleren van stressreacties, lijkt ook een belangrijke rol te spelen bij het ontstaan van een depressieve stoornis. Daarnaast zijn ook andere hormonale systemen betrokken bij de stemming, zoals een verminderde werking van het thyreoid hormoon vanuit de schildklier. Het premenstrueel syndroom gaat gepaard met depressieve klachten in de dagen voorafgaande aan de menstruatie en bij een postpartum depressie is daar na de bevalling sprake van. - Lichamelijke ziekten
Bij ongeveer één op de tien mensen die hulp zoeken bij een depressie wordt deze door een lichamelijke ziekte veroorzaakt. Een lichamelijke ziekte kan de werking van de hersenen beïnvloeden en tot een stemmingsstoornis leiden. Dit is bijvoorbeeld het geval bij schildklierproblemen, bijnierschorsafwijkingen (het syndroom van Cushing), diabetes en hart- en vaatziekten. Een lichamelijke ziekte kan een depressie ook indirect veroorzaken waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan kanker, waarmee zoveel stress gepaard gaat, dat dit uiteindelijk een depressieve stoornis tot gevolg kan hebben. Hierbij fungeert de ziekte als een betekenisvolle psychosociale factor voor de stemmingsstoornis. Tenslotte is een combinatie van beide natuurlijk ook mogelijk omdat bij sommige lichamelijke aandoeningen de depressie zowel verband houdt met een veranderde werking/beschadiging van de hersenen maar ook met de psychologische gevolgen daarvan. - Minder (zon)licht gedurende de winterperiode
Zie hiervoor seizoensgebonden/(winter)depressie. - Medicijnen kunnen een depressie veroorzaken
Depressie kan een bijwerking van medicijnen zijn zoals bijvoorbeeld bloeddrukverlagers, bepaalde hormonen en Parkinsonmiddelen, die invloed op de stemming hebben. - Geslacht en leeftijd
Onder vrouwen komen depressieve stoornissen twee keer zo vaak voor als bij mannen. Tijdens de overgang komen depressieve klachten veelvuldig bij vrouwen voor maar ook bij ouderen en kinderen wordt de diagnose steeds vaker gesteld. - Alcohol en drugs
Een kwart van alle depressieve mensen gebruikt problematisch middelen of zijn daarvan afhankelijk. Is de depressieve stoornis het gevolg van het middelenmisbruik dan wordt gesproken over een middelengeïnduceerde depressie. Vaak duurt het even voordat iemand in de gaten heeft dat regelmatig gebruik van middelen geen positief effect op de geest heeft. De klachten sluipen er namelijk langzaam in. Het is echter ook mogelijk dat deze al latent aanwezig waren en door het middelmisbruik tot uiting komen. Depressies kunnen veroorzaakt worden door het gebruik van drugs waarvan cocaïne en amfetamine de twee bekendste voorbeelden zijn. Tussen de bipolaire stoornis en amfetaminemisbruik is sprake van de sterkste samenhang. Alcoholafhankelijkheid gaat over het algemeen vooraf aan een depressie maar kan er ook toe leiden dat de bestaande stoornis onderhouden wordt en daardoor langer duurt. Een depressieve stoornis kan opklaren vanaf het moment dat met drinken gestopt wordt. - Eerder doorgemaakte depressie
Met iedere nieuwe depressie neemt de kans op een volgende depressieve episode toe, de kans op terugval is namelijk behoorlijk groot.
Het is dikwijls frustrerend voor mensen met een depressie dat er geen duidelijk aanwijsbare oorzaken voor de ziekte zijn. Daarbij is vaak niet aan iemand te zien dat ie depressief is waardoor men zich onbegrepen kan voelen. Het blijft helaas nog altijd vrij onduidelijk waarom de ene persoon onder bepaalde omstandigheden wel een depressie ontwikkelt en een ander, die onder min of meer dezelfde omstandigheden leeft, niet.
Het bio-psycho-sociale model
Bij een psychische aandoening als depressie is er bijna altijd sprake van een combinatie van biologische, psychologische en sociale factoren.
De biologische factoren hebben met het lichaam te maken en we hebben het daarbij over aanleg, erfelijkheid, medicijnen, ziekten en alcohol/drugs.
De psychologische factoren hebben betrekking op de geest waarbij het om persoonlijkheid, karaktertrekken en eigenschappen gaat.
Onder de sociale factoren wordt de omgeving verstaan waaronder het gezin, vrienden, wonen en werk.
Dit zijn overigens dezelfde factoren die tot algemeen geaccepteerde lichamelijke ziekten leiden, wat voor psychische aandoeningen (nog) niet geldt.
Vanuit het bovenstaande model gezien kent elk systeem zijn zwakke plekken, of deze nou lichamelijk of psychisch zijn, dat doet niet ter zake.
Misverstanden over depressie
- Depressie is voor slappelingen
Het wel of niet getroffen worden door een depressieve stoornis hangt niet samen met het hebben van onvoldoende wilskracht of een zwak karakter. Het kan iedereen overkomen, alleen zijn sommige mensen wellicht kwetsbaarder dan andere. - Een depressie kom je nooit meer te boven
Het is een misvatting te denken dat een depressieve stoornis niet te genezen zou zijn omdat het een kwestie van karakter is waaraan niets te veranderen valt. - Depressie is geen ziekte
Een depressie ontstaat niet slechts als gevolg van de omstandigheden maar is een medisch probleem dat behandeld kan worden. - Depressie is je eigen schuld
Aangezien de precieze oorzaak van depressieve stoornissen onbekend is is het volkomen misplaatst iemand schuldig te verklaren aan de ziekte die hem overkomen is. - Een depressie gaat vanzelf weer over
Een onbehandelde depressieve stoornis kan zonder professionele hulp verergeren of chronisch worden.
Type D persoonlijkheid
Zijn bepaalde type persoonlijkheden gevoeliger voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis dan andere en maakt dat depressie voorspelbaar voor deze groep mensen?
Mensen met een type D persoonlijkheid, ook wel ‘distressed’ (=verontrust) persoonlijkheidstype genoemd, worden gekenmerkt door hoge scores op negatieve affectiviteit én sociale inhibitie.
Hierdoor vertonen ze de neiging dagelijks negatieve emoties te ervaren en zelfexpressie te beperken. Dit leidt tot stress die door hen niet geuit en dus onderdrukt wordt, uit angst voor negatieve reacties uit de omgeving.
Beide persoonlijkheidskenmerken hebben invloed op zowel de lichamelijke als psychische gezondheid.
Mensen met de D-factor gedragen zich over het algemeen onrustig, ontevreden, boos en vijandig en hebben dikwijls een ongemakkelijk, gespannen, geremd en onzeker gevoel in hun contact met anderen. Ze hebben een sombere kijk op het leven, een onzeker gevoel over zichzelf met daarbij een laag zelfbeeld en houden afstand van mensen in hun omgeving omdat ze daar negatieve reacties van verwachten.
Mensen met een type D persoonlijkheid hebben een verhoogde kans op stoornissen als angst en depressie maar zijn ook kwetsbaarder voor interpersoonlijke stress en slagen er moeilijker in zich aan te passen.
Herken je (je in) de bovenstaande beschrijving dan volgt hieronder een aantal tips om met dit type persoonlijkheid om te gaan:
- Probeer een situatie eens vanuit een ander perspectief in plaats van op een altijd negatieve manier te bekijken
- Word assertiever waardoor ergernissen zich niet opstapelen en overdenk kritiek die anderen op je hebben alvorens er direct heel defensief op te reageren
- Probeer contact met andere mensen te maken
- Toon initiatief in plaats van passief af te wachten tot iemand anders dat doet waarmee je controle over je eigen leven hebt
- Eet gezond en beweeg voldoende om gezondheidsklachten waarop type D persoonlijkheden een verhoogd risico lopen te voorkomen