Als we het hebben over behandelen met medicatie dan gaat het in de meeste gevallen om antidepressiva. Deze zijn van invloed op de hoeveelheid neurotransmitters serotonine en noradrenaline (bepaalde stoffen in de hersenen) die onze stemmingen en gevoelens bepalen. Gedurende een depressie worden beide stoffen te snel opnieuw opgenomen door de cellen waardoor ze hun werk niet lang en niet goed genoeg kunnen doen. Antidepressiva zorgen ervoor dat deze neurotransmitters actief blijven en remmen de heropname ervan door de hersencellen zoveel mogelijk.
Onderverdelingen medicatie stemmingsstoornissen
Antidepressiva zijn onder te verdelen in klassieke en tweede generatie (moderne) antidepressiva. De klassieke generatie antidepressiva zijn vernoemd naar hun chemische structuur en worden aangeduid als Tricyclische antidepressiva. De moderne antidepressiva danken hun naam aan de functie die ze in de hersenen vervullen en worden Selectieve Serotonine Heropnameremmers (SSRi’s) of Serotonine Noradrenaline Heropnameremmers (SNRi’s) genoemd.
Antidepressiva kunnen ook onderverdeeld worden in de volgende vier groepen:
- Groep 1: tricyclische antidepressiva (TCA’s)
Deze groep antidepressiva laten de neurotransmitters in de hersenen, verantwoordelijk voor de prikkeloverdracht tussen zenuwcellen, langer actief blijven. Ze worden al ongeveer dertig jaar voorgeschreven en er bestaan veel verschillende soorten zoals bijvoorbeel amitriptyline (Tryptizol en Sarotex) en clomipramine (Anafranil). Na 10 – 14 dagen beginnen ze te werken en na ongeveer zes weken functioneren ze optimaal.
De modernere TCA’s lijken minder bijwerkingen te hebben en deze verdwijnen over het algemeen na twee weken. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn: droge mond, duizeligheid, overmatig transpireren, obstipatie en problemen met urineren. Aangezien de werking even op zich laat wachten terwijl er wel bijwerkingen optreden wordt het gebruik van de medicatie veelal voortijdig afgebroken.
Naast de bijwerkingen kunnen complicaties ontstaan als er sprake is van andere aandoeningen zoals een hartziekte, epilepsie, lever- of nierfunctiestoornissen of een prostaataandoening. Bij het voorschrijven van dit soort middelen wordt daar rekening mee gehouden. - Groep 2: selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s)
Een nieuwe en vaak voorgeschreven groep antidepressiva met andere, minder ernstige bijwerkingen dan de TCA’s. SSRI’s remmen de heropname van serotonine, een stof die een belangrijke rol bij de prikkeloverdracht tussen zenuwcellen speelt. Normaal gesproken wordt serotonine nadat deze is afgegeven door de zenuwcellen in de hersenen snel weer opgenomen door de cellen. De SSRI’s zorgen ervoor dat er meer serotonine in de hersenen komt.
Medicijnen die tot deze groep behoren zijn onder andere fluoxetine (Prozac), fluvoxamine (Fevarin) en paroxetine (Seroxat). Het duurt gemiddeld tien dagen tot zes weken voordat de medicatie optimaal werkt.
Ondanks de geringere bijwerkingen veroorzaken ook deze antidepressiva soms klachten als misselijkheid, diarree, obstipatie, hoofdpijn, slapeloosheid of een onrustig of angstig gevoel. De bijwerkingen moeten echter binnen twee weken verdwenen zijn, mocht dit niet het geval zijn, dan dient dit overlegd te worden met de arts. - Groep 3: Monoamine-Oxidase-remmers (MAO-remmers)
Deze medicijnen remmen het monoamine-oxidase enzym dat de neurotransmitters afbreekt waardoor de hoeveelheid neurotransmitters stijgt, wat de depressie doet afnemen. Ook deze medicijnen zijn al zo’n dertig jaar in gebruik maar worden tegenwoordig niet meer vaak voorgeschreven vanwege de vele mogelijke bijwerkingen en de lange tijd die het duurt voor ze werken. Daarbij kunnen ze in combinatie met bepaalde voedingsmiddelen leiden tot een gevaarlijke stijging van de bloeddruk en ernstige hoofdpijn. Moclobemide is een nieuwere MAO-remmer met waarschijnlijk minder bijwerkingen hoewel men dit middel ook uiterst voorzichtig voorschrijft. MAO-remmers worden voornamelijk ingezet bij depressieve mensen die andere antidepressiva niet kunnen verdragen of waarbij deze niet werken. - Groep 4: Andere medicijnen tegen depressie
De ontwikkeling van nieuwe medicijnen tegen depressie blijft voortdurend in beweging. Voorbeelden van nieuwe medicatie zijn: mianserine (Tolvon), mirtazapine (Remeron) en nefazodon (Dutonin). Deze middelen kunnen bepaalde voordelen boven oudere typen medicijnen hebben en zijn werkzaam door het beïnvloeden van bepaalde chemische stoffen in de hersenen.
De meeste antidepressiva vallen in bovenstaande vier categorieën. Lithium is één van de medicijnen die erbuiten valt en wordt gebruikt om mensen met bipolaire stoornissen te behandelen.
Hoelang duurt het voordat de medicatie gaat werken?
Zo’n 70% van alle mensen die aan een depressie lijden ervaren vanaf twee tot vier weken na aanvang van het gebruik van antidepressiva een vermindering van de klachten. Deze verandering wordt door de omgeving vaak al eerder opgemerkt en is bijvoorbeeld te zien aan een minder angstige/gespannen gezichtsuitdrukking waarbij de cliënt tevens wat actiever wordt. Het kan vier tot zes weken duren voor de stemming opklaart en men weer in staat is te functioneren. Dit kan een risico opleveren indien de cliënt suïcidaal is aangezien de ‘rem’ er wat vanaf gaat terwijl men nog wel depressief is. Geen enkel antidepressivum werkt echter onmiddellijk maar is er na deze tijd nog steeds geen sprake van een merkbare verbetering in de stemming dan is het aan te raden contact op te nemen met de behandelaar die de medicatie heeft voorgeschreven. Deze kan de voorgeschreven dosering wijzigen of ervoor kiezen een ander antidepressivum of vorm van behandeling voor te schrijven.
De oorzaak van het uitblijven van de verwachte werking van het antidepressivum na 4 – 6 weken kan drievoudig zijn:
- Een te lage dosering
- Het antidepressivum werkt niet
- De cliënt neemt de medicatie onregelmatig of helemaal niet in
Van een aantal antidepressiva zijn de onder- en bovengrens van de concentraties in het bloed waarbinnen effect kan worden verwacht bekend en is een zogenaamde ‘bloedspiegelbepaling’ zinvol. Aan de hand van deze bepaling kan de concentratie van het antidepressivum in het bloed bepaald worden. Is er sprake van een te lage waarde kan geprobeerd worden of een hogere dosering werkt. Ligt de bloedspiegelwaarde echter binnen therapeutische grenzen kan voor een ander middel gekozen worden aangezien dit middel niet of onvoldoende effect oplevert. Een juiste bloedspiegel geeft geen garantie dat de cliënt zal verbeteren.
De huisarts of psychiater kan kalmerings- of slaapmiddelen (benzodiazepinen) voorschrijven tot het moment dat de antidepressiva aanslaan. Deze werken namelijk direct en helpen tegen slapeloosheid, angstgevoelens, spanning en onrust. Deze middelen zijn echter verslavend en kunnen een averechts effect op de depressie hebben waardoor wordt aangeraden ze niet langer dan ongeveer drie weken te gebruiken.
Hoelang moet de medicatie ingenomen worden?
Een combinatie van factoren is bepalend voor de duur van het medicatiegebruik. Dit zijn zaken als het aantal depressies in het verleden, de duur en ernst ervan maar ook erfelijke aanleg en het blijven voortbestaan van belastende psychologische en omgevingsfactoren. De medicijnen dienen voor het juiste resultaat nog zeker zes tot negen maanden gebruikt te worden, ook als de klachten inmiddels afgenomen of verdwenen zijn. Een antidepressivum is namelijk geen geneesmiddel maar het onderdrukt de klachten die bij de depressieve stoornis horen.
Indien het gebruik binnen een half jaar tot een jaar gestopt wordt kan de depressie namelijk nog niet helemaal opgeklaard zijn en opnieuw in alle hevigheid de kop opsteken. In zo’n geval is sprake van een terugval of relaps. Na een jaar kan de kans op het opnieuw optreden van de depressieve stoornis ook nog aanwezig zijn. In dat geval wordt gesproken van recurrence. Bij sommige cliënten is sprake van een relaps of recurrence na afbouw van het antidepressivum en kan gesproken worden van een chronische depressie. Voor het terugkeren van de stoornis is meestal achteraf een oorzaak aan te wijzen en na verloop van tijd is een steeds kleinere aanleiding genoeg om een volgende periode te laten ontstaan. Dit wordt ook wel het ‘kindling verschijnsel’ genoemd.
In sommige gevallen wordt aangeraden de antidepressiva jarenlang preventief te blijven gebruiken om een volgende depressie te voorkomen. Voor zover bekend hebben antidepressiva zelfs bij langdurig gebruik geen blijvende schadelijke gevolgen.
Bijwerkingen antidepressiva
Antidepressiva hebben bijwerkingen maar zijn voorzover bekend niet verslavend. Meestal zijn deze bijwerkingen van voorbijgaande aard en ze verschillen ook per persoon en per soort medicijn. Bij de verschillende soorten antidepressiva dient de voorgeschreven dosering aangehouden te worden om een juiste werking van het middel te verkrijgen. Indien er te weinig wordt ingenomen zal de medicatie waarschijnlijk niet voldoende werken en bij een te grote inname kan men hyperactief en overdreven uitgelaten worden waarbij de kans op ernstige bijwerkingen toeneemt. Een niet formeel vastgelegde bijwerking is het gevoel te hebben dat niets je meer écht raakt, met andere woorden gevoelsarm te zijn. Op http://www.meldpuntmedicijnen.nl/ staan de ervaren (bij)werkingen van antidepressiva beschreven en kunnen bijwerkingen gemeld worden.
Ontwenningsverschijnselen antidepressiva
Het gebruik van antidepressiva moet in overleg met de behandelaar langzaam afgebouwd worden om onttrekkingsverschijnselen zoveel mogelijk te voorkomen. Wordt het slikken ervan abrupt afgebroken dan kan het lichaam soms reageren met ontwenningsverschijnselen die zowel psychisch als lichamelijk kunnen zijn. Het gaat daarbij om klachten als buikpijn, misselijkheid, diarree, prikkelbaarheid, huilbuien, levendige dromen, zweten, rillingen, spierpijn, zwak gevoel, slapeloosheid, angst, hallucinaties, nerveus gevoel, manie, duizeligheid, gevoelens van onrust, stijfheid of trillingen. Het meest opvallende ontwenningsverschijnsel is het optreden van spiertrekkingen en schokken, vergelijkbaar met elektrische schokken.
Bovenstaande verschijnselen kunnen ook optreden bij een verlaging van de dosering of indien regelmatig een tablet wordt overgeslagen. Bij het geleidelijk afbouwen van de medicatie treden vaak minder problemen op, die na een paar dagen tot weken verdwijnen, meestal zijn ze ook niet ernstig maar wel lastig. Niet iedereen ervaart dezelfde verschijnselen, deze kunnen per antidepressivum verschillen en ook de ernst ervan verschilt per persoon. Het kan zelfs zo zijn dat er nauwelijks of helemaal geen ontwenningsverschijnselen optreden.
De meest voorkomende bijwerkingen antidepressiva
- Sufheid
- Slaperigheid
- Slapeloosheid
- Een droge mond
- Wazig zien
- Duizelingen
- Misselijkheid
- Hoofdpijn
- Overmatig transpireren
- Hartkloppingen
- Obstipatie
- Diarree
- Moeite met plassen
- Beven
- Onrust in de benen
- Het tijdelijk ontstaan of verergeren van een angstig of onrustig gevoel
- Afname van seksuele gevoelens
Medicatie depressie
Depressie kan behandeld worden met verschillende medicijnen:
- Specifieke serotonine heropname remmers (SSRI’s)
- Tricyclische antidepressiva (TCA’s)
- Selectieve serotonine en noradrenaline heropnameremmers (SNRI’s)
- Antipsychotica worden ingezet als er sprake is van psychotische verschijnselen
- Mirtazapine
- Bupropion
De keuze van het medicijn hangt onder andere af van de ernst en duur van de depressie maar vooraf is niet altijd te voorspellen welk middel het meeste effect geeft. Iedere persoon is immers anders waardoor het soms een kwestie van zorgvuldig uitproberen is om te bekijken of een bepaald middel voldoende effectief is. In eerste instantie zal door de behandelaar gekozen worden voor een middel waarvan deze de beste resultaten verwacht.
Elk antidepressivum houdt op zijn eigen manier de neurotransmitters tussen de hersencellen actief. Door de onderlinge verschillen heeft de arts indien de verwachte werking uitblijft de mogelijkheid een ander antidepressivum te kiezen wat wel het juiste effect oplevert.
De werkzame dosering verschilt per middel en per persoon. Het kan om die reden enige tijd in beslag nemen voordat de juiste dosering gevonden is.