Angststoornissen zijn de meest voorkomende aandoeningen binnen de psychiatrie. Onder angststoornissen wordt een onderscheid gemaakt naar de volgende stoornissen:
Separatieangststoornis
Kinderen met een separatieangststoornis zijn bang van hechtingspersonen gescheiden te worden in een mate die niet past bij de ontwikkelingsfase. Deze kinderen zijn continu bang dat hechtingspersonen iets ergs zal overkomen, zijn angstig voor gebeurtenissen die tot het verlies of een scheiding van hechtingspersonen zouden kunnen leiden, vertonen tegenzin bij hechtingspersonen weg te gaan en hebben nachtmerries en lichamelijke stresssymptomen. De symptomen ontwikkelen zich dikwijls tijdens de kinderjaren hoewel ze nog het gehele volwassen leven tot uiting kunnen komen.
Selectief mutisme
Iemand met selectief mutisme is consistent niet in staat in sociale situaties te spreken waarin dit wel wordt verwacht, zoals op school, terwijl diegene in andere situaties wel spreekt. De gevolgen van het niet kunnen spreken zijn aanzienlijk voor de schoolprestaties, in de opleiding of op het werk. Ook kan de normale sociale communicatie er anderszins door belemmerd worden.
Specifieke fobie
In geval van een specifieke fobie is er sprake van een extreme angst voor één bepaalde situatie, dier of ding of vermijding daarvan. Voorbeelden hiervan zijn: hoogtevrees, vliegangst, angst voor spinnen of de tandarts, claustrofobie. Bij deze stoornis is er geen sprake van specifieke cognities. De vrees en angst, of de vermijding, worden vrijwel altijd direct door de fobische situatie opgeroepen, in een mate die vergeleken met het werkelijke risico lang aanhoudt en buiten proportie is. Met een dergelijke fobie is dikwijls goed te leven aangezien de angstverwekker vaak vermeden kan worden. Een specifieke fobie komt onder 8 procent van de Nederlandse bevolking voor.
Sociale-angststoornis (sociale fobie)
Mensen met een sociale-angststoornis komen erg verlegen over. Ze voelen zich vooral in (onbekend) gezelschap onzeker en blozen of trillen vaak of zijn er bang voor dat dat in gezelschap zal gebeuren. Daarnaast bestaat het gevoel het niet goed te doen, de angst vernederd of afgewezen te worden of aanstoot te geven. De angst om vreemd over te komen en af te gaan beheerst hun gedrag. Het leggen van contacten wordt als een enorm probleem ervaren. Iemand met een sociale-angststoornis is bang voor sociale interacties en situaties waarin er een kans is dat anderen hem kritisch bekijken of vermijdt deze. De situaties waarin een sociale fobie zich voordoet zijn wisselend. Voorbeelden zijn: bang zijn om te telefoneren, in een restaurant te eten, in het openbaar te spreken of iemand te ontmoeten. In Nederland heeft iets meer dan 9 procent ooit in zijn leven een sociale fobie gehad.
Paniekstoornis
Bij een paniekstoornis hebben mensen regelmatig paniekaanvallen waarbij ze volkomen onverwacht worden overvallen door extreme angst of een intens gevoel van onbehagen, die binnen enkele minuten een piek bereikt en met lichamelijke en/of cognitieve symptomen gepaard gaat. Daarnaast zijn zij aanhoudend bezig met of ongerust over het opnieuw krijgen van een paniekaanval of veranderen ze hun gedrag vanwege de paniekaanvallen. Bij een paniekaanval overheerst het gevoel flauw te vallen, dood te zullen gaan of gek te worden, naast het gevoel de controle over zichzelf te verliezen. Voor een paniekaanval hoeft geen directe aanleiding te zijn. Bijna 4 procent van de Nederlanders heeft ooit een paniekaanval gehad.
Agorafobie
Agorafobie wordt ook wel straatvrees of pleinvrees genoemd. Hierbij is er sprake van angst voor minimaal twee van de volgende situaties: reizen met het openbaar vervoer, zich in open ruimtes begeven, in afgesloten ruimtes zijn, in een menigte verblijven of in de rij staan of zich buitenshuis zonder gezelschap in andere situaties bevinden. De angst voor deze situaties ontstaat vanwege de gedachte niet goed weg te kunnen komen en geen hulp te krijgen als er iets zou gebeuren. Mensen met straatvrees mijden bovenstaande situaties dan ook vaak of begeven zich er alleen in gezelschap van iemand anders in omdat ze zich in hun eentje vreselijk bang en weerloos voelen en door paniek overvallen kunnen worden. Sommige mensen met pleinvrees durven niet alleen thuis te blijven. Straatvreesklachten worden door meer dan 3 procent van de Nederlandse bevolking ooit in hun leven ervaren.
Gegeneraliseerde-angststoornis
Mensen met een gegeneraliseerde-angststoornis maken zich langdurig ernstige zorgen over zaken die bij het dagelijks leven horen en door henzelf moeilijk te beheersen zijn, zoals geld, gezondheid en het presteren op school of op het werk terwijl daar geen reden voor is. Ze piekeren, hebben angstige voorgevoelens, zijn somber en overbezorgd. Daarnaast hebben ze lichamelijke klachten zoals rusteloosheid of zich gespannen of opgedraaid voelen; concentratieproblemen of ergens niet op kunnen komen; prikkelbaarheid; snel moe worden; verstoorde slaap en spierspanning. Van alle Nederlanders kampt 4,5 procent in zijn leven met een gegeneraliseerde-angststoornis.
Angststoornis door een middel/medicatie
Bij deze angststoornis is de angst het gevolg van intoxicatie door of onttrekking van een middel, of het gevolg van de behandeling met een geneesmiddel.
Angststoornis door een somatische aandoening
De angstsymptomen zijn bij deze stoornis het fysiologische gevolg van de betreffende somatische aandoening.
Andere gespecificeerde angststoornis
In geval van een andere gespecificeerde angststoornis voldoet het klinische beeld niet volledig aan de criteria voor een specifieke angststoornis hoewel de symptomen die voor een angststoornis kenmerkend zijn wel aanwezig zijn. De behandelaar kiest er in dit geval voor de specifieke reden te noteren waarom het beeld hier niet aan voldoet.
Ongespecificeerde angststoornis
Bij een ongespecificeerde angststoornis zijn de symptomen die kenmerkend zijn voor een specifieke angststoornis wel aanwezig maar voldoet het klinische beeld niet volledig aan de criteria voor een angststoornis. De behandelaar kiest ervoor om de reden waarom niet aan deze criteria wordt voldaan onvermeld te laten en beschrijft manifestaties waarbij onvoldoende informatie beschikbaar is om een specifiekere classificatie toe te kennen.