Hoewel een depressie op alle leeftijden kan voorkomen worden de ‘kernsymptomen’ ervan over het algemeen in verschillende levensstadia op een andere manier geuit.
De DSM-IV-TR, het diagnostisch en statistisch handboek van psychische stoornissen, geeft de volgende criteria (symptomen) aan voor een depressieve episode:
- Een depressieve stemming (of geprikkeldheid bij kinderen en adolescenten) gedurende vrijwel de gehele dag, bijna iedere dag, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen (bijvoorbeeld zich verdrietig of leeg voelen) ofwel observatie door anderen (bijvoorbeeld lijkt betraand). Hierbij overheersen matige tot ernstige bedroefdheid, pessimisme en gebrek aan zelfvertrouwen. Huilen verschaft hierbij geen gevoel van opluchting.
- Een duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten gedurende vrijwel de gehele dag, bijna iedere dag (zoals blijkt uit subjectieve mededelingen of observatie door anderen). Het gevoel bij de activiteiten lijkt weg te zijn waarbij men bang is dit niet meer te hebben, wat als afschuwelijk ervaren wordt, en nooit meer terug te zullen krijgen. Voor de omgeving is dit moeilijk te begrijpen. Mensen met een depressie vertonen minder of zelfs helemaal geen interesse meer voor alledaagse dingen die ze vroeger graag deden. Ook het contact met vrienden/familie hebben ze geen zin meer in.
- Onopzettelijke, duidelijke gewichtsvermindering of gewichtstoename (bijvoorbeeld meer dan 5% van het lichaamsgewicht in één maand), of bijna elke dag afgenomen of toegenomen eetlust. N.B. bij kinderen kan er sprake zijn van het uitblijven van de te verwachten gewichtstoename. Meestal is er bij depressie sprake van verminderde eetlust waarvan soms de droge mond, waar veel depressieve mensen last van hebben, de oorzaak is. Hierdoor kan een enorme gewichtsdaling het gevolg zijn waardoor iemand er nog minder gezond uit gaat zien. Sommige mensen die depressief zijn hebben juist een onbedwingbare behoefte om veel te eten, meestal in de vorm van vreetbuien, waardoor een gewichtstoename niet uit kan blijven.
- Slaapklachten: Insomnia (slapeloosheid), waarbij iemand niet (voldoende) kan slapen of hypersomnia (overmatige slaperigheid), waarbij iemand te veel moet slapen, bijna elke dag. Het inslapen levert problemen op waarbij het uren kan duren voordat iemand in slaap valt en als ze dan uiteindelijk slapen worden ze vaak al na 1 – 2 uur wakker en dit herhaalt zich de rest van de nacht waardoor de slaap regelmatig onderbroken wordt wat als zeer onrustig ervaren wordt. Het kan het gevoel geven de hele nacht geen oog te hebben dichtgedaan. Hierna worden ze meestal ‘s ochtends vroeg klaarwakker, rond een uur of vier/vijf zonder weer in slaap te kunnen vallen, waardoor ze zich niet goed uitgerust voelen. Het opnieuw inslapen wordt belemmerd door hun gepieker over de volgende dag. Mensen die depressief zijn bezoeken uiteindelijk dikwijls de huisarts voor slaapmedicatie. Bij 10 – 20% van de cliënten is er geen sprake van slapeloosheid maar juist van een overmatige slaapbehoefte.
- Psychomotorische agitatie (gejaagdheid) of remming die waarneembaar door anderen moet zijn en niet alleen maar een subjectief gevoel van rusteloosheid of vertraagdheid is, bijna elke dag. Veel depressieve cliënten spreken, denken en bewegen traag en langzaam (een geremde depressie). Ze kunnen vaak een tijdlang bewegingloos in een houding blijven zitten. Bij totale bewegingloosheid wordt gesproken van een stupor wat op een toestand van algehele verdoving lijkt. Mensen die ernstig depressief zijn kunnen urenlang zwijgen omdat ze geen behoefte hebben om uit zichzelf te spreken. Hun reacties op vragen zijn traag, ze bestaan vaak uit één lettergreep en worden met zachte, montonone stem uitgesproken. Van mutisme is sprake indien er helemaal niet meer wordt gesproken. Maar ook het denken en de tijdsbeleving verlopen traag, wat door de cliënt als uitermate afschuwelijk wordt ervaren. In geval van geagiteerde depressie is de cliënt juist heel onrustig en ongedurig in zijn bewegingen, die meestal doelloos zijn. Er kan sprake van angst zijn maar ook is de cliënt snel geïrriteerd. Hij klampt zich daarnaast aan zijn omgeving vast door deze keer op keer duidelijk te maken dat hij het zo moeilijk heeft wat tot irritatie kan leiden waardoor het isolement van de cliënt alleen maar groter wordt.
- Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag. Al bij het opstaan worden gevoelens van extreme vermoeidheid gevoeld waardoor de neiging om terug naar bed te gaan of te blijven zitten erg groot is. Dat leidt tot spanningen binnen de relatie of het gezin aangezien het voor hen vaak moeilijk te begrijpen is.
- Gevoelens (kunnen waanachtig zijn) van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens (niet alleen maar zelfverwijten of schuldgevoel over het ziek zijn), bijna elke dag. Depressieve mensen hebben dikwijls een lage zelfdunk waarbij ze constant het gevoel hebben tekort te schieten en te falen. Dit soort gevoelens hebben ze ook over hun uiterlijk en hoewel de omgeving zijn best doet ze op andere gedachten te brengen, lukt dit meestal niet. In het verlengde van dit soort gevoelens liggen schuldgevoelens die zeer kwellend kunnen zijn. Van schuld- en zondewanen is sprake als de schuldgevoelens dusdanige vormen aannemen dat de cliënt gaat geloven in het idee dat hij gestraft wordt voor dingen die hij in het verleden gedaan of nagelaten heeft. Mensen die depressief zijn vinden het behoorlijk bezwarend dat ze door anderen geholpen worden aangezien ze het gevoel hebben het niet waard te zijn om geholpen te worden, wat hun schuldgevoel versterkt. In de meeste gevallen gaan hier ook schaamtegevoelens mee gepaard.
- Verminderd vermogen tot nadenken, zich te concentreren of besluiteloosheid (ofwel subjectief vermeld ofwel geobserveerd door anderen), bijna elke dag. Mensen die depressief zijn kost het ontzettend veel moeite hun aandacht ergens bij te houden en het lijkt soms alsof ze vergeetachtig zijn hoewel het geheugen niet gestoord is. Bij wat oudere mensen wordt soms onterecht aan een beginnende dementie gedacht (pseudo-dementie) terwijl daar geen sprake van is. Depressieve cliënten denken vaak aan een stuk door aan hun problemen en blijven maar in cirkels ronddraaien over de vraag waarom zij zich zo ellendig voelen. Daarbij is hun denken vertraagd waarbij de gedachtegang soms helemaal kan stagneren waardoor de omgeving zich nog machtelozer gaat voelen. Door de besluiteloosheid wordt aan de meest eenvoudige dingen getwijfeld die voorheen niet als een probleem werden gezien. Dit wordt ook wel twijfelzucht genoemd.
- Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees dood te gaan), terugkerende suïcidegedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn, of een zelfmoordpoging of een specifiek plan om suïcide te plegen. De ene cliënt denkt voortdurend aan de dood, bij een ander komt deze gedachte af en toe op. De dood wordt als ontsnapping aan het lijden ervaren en vaak wordt ook gedacht dat men het niet meer verdiend te leven omdat ze de omgeving tot last zijn. Praten over suïcidale gedachten/plannen wordt door familie en hulpverleners nog altijd als een taboe ervaren en sommige cliënten zwijgen hier ook liever over terwijl het andere oplucht erover te praten waardoor ze zich wat meer beschermd voelen. Praten over zelfmoordgedachten dient altijd serieus te worden genomen omdat het noodsignalen zijn die vanuit wanhoop en machteloosheid geuit worden. Nemen deze gedachten ernstige vormen aan of wordt een poging ondernomen dan kan dit leiden tot een (onvrijwillige) ziekenhuisopname. De meeste zelfmoordpogingen leiden gelukkig niet tot de dood hoewel niet iedereen die gered wordt even blij is het overleefd te hebben. In Nederland overlijden ongeveer 14 op de 100.000 mensen per jaar ten gevolge van suïcide. Het aantal pogingen ligt ongeveer tien keer zo hoog hoewel het officiële cijfer 120 op de 100.000 bedraagt maar daarbij wordt geen rekening gehouden met het aantal pogingen dat niet geregistreerd staat. Hoewel het aantal vrouwen dat suïcide pleegt toeneemt wordt door dit door mannen vaker gedaan. Dit is helaas ook het geval onder jongeren.
Symptomen bij kinderen
- Slaapproblemen
- Bedplassen
- Nachtmerries
- Matte, drukke, prikkelbare stemming
- Niet meer lachen
- Hangerigheid
- Apathie of juist het tegenovergestelde
- Agressiviteit
- Verlies van eetlust
- Onverklaarbare lichamelijke pijn
- Slechtere schoolprestaties
- Negatief denken
- Uitblijven normale gewichtstoename
- Heel veel/weinig eten
- Plotselinge huilbuien
- Snel schuldig en onbemind voelen
- Gedragsveranderingen
Depressieve episode
Van een depressieve episode is sprake als
- Minimaal vijf van de hierboven genoemde symptomen binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig zijn geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren; tenminste één van de symptomen is ofwel (1) depressieve stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier
- De symptomen niet voldoen aan de criteria voor een ‘gemengde episode’
- De symptomen in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen veroorzaken
- De symptomen niet het gevolg zijn van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld geneesmiddel of drug) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld hypothyreoïdie (verlaagde schildklierwerking))
- De symptomen niet eerder toe te schrijven zijn aan een rouwproces, dat wil zeggen na het verlies van een dierbaar persoon zijn de symptomen langer dan twee maanden aanwezig of zijn ze gekarakteriseerd door:
- psychotische symptomen
- suïcidegedachten
- duidelijke functionele beperkingen
- psychomotorische remming
- ziekelijke preoccupatie met gevoelens van waardeloosheid