Het autonome zenuwstelsel
Veel van onze lichaamsfuncties worden onbewust en volledig automatisch aangestuurd. Het autonome zenuwstelsel, bestaande uit het sympatische (activerende deel) en parasympatische (rustgevende deel) zenuwstelsel is verantwoordelijk voor het handhaven van de juiste balans van deze functies. Het autonome zenuwstelsel kan zich normaal gesproken snel en gemakkelijk aanpassen, ook in geval van stress. Wanneer deze flexibiliteit echter afwezig is kan dit leiden tot somatische en psychologische aandoeningen zoals depressie, waarbij men continu in een staat van sympatische activiteit verkeert.
Het sympatische zenuwstelsel heeft de overhand ingeval van een ‘vecht-of-vlucht-reactie’ waarbij het lichaam op activiteit wordt voorbereid. Er treedt daarbij een verhoogde hartslag op, de ademhaling wordt sneller en oppervlakkiger, spieren worden aangespannen, er is een verhoogde bèta-activiteit in de hersenen, een toegenomen huidgeleiding en men gaat transpireren. In de vingers vernauwen de bloedvaten zich (vasoconstrictie) waardoor het bloedvolume en de handtemperatuur daalt en het bloed naar de spieren toe geleid wordt.
Het parasympatische zenuwstelsel treedt in werking zodra het lichaam moet worden voorbereid op inactiviteit (rust en ontspanning). Hierbij verlaagt de hartslag, wordt de ademhaling dieper en langzamer, nemen de spierspanning en de transpiratie af en verwijden de bloedvaten in de vingers zich (vasodilatie) waardoor het bloedvolume en de handtemperatuur stijgt en het bloed minder naar de spieren geleid wordt.
Van homeostase (evenwicht) is sprake als het autonome zenuwstelsel in balans is waardoor we ons snel kunnen aanpassen aan een verandering in de omgeving. Deze balans kan echter verstoord raken door de hectiek in onze huidige samenleving waarbij een overmatige activiteit van het sympatische zenuwstelsel gevraagd wordt. Er komen steeds meer aanwijzingen dat veel ‘moderne’ ziekten als angst, depressie, aandachtsstoornissen, chronische spierspanning, slaapproblemen en hoge bloeddruk hier het gevolg van zijn.
Het autonome zenuwstelsel is de sterkste relatie tussen de hersenen en het hart. In het hart-brein systeem beïnvloeden beide organen elkaar continu waarbij het hart zich aan de invloed van het autonome zenuwstelsel aanpast maar ook signalen naar de hersenen terugzendt waarmee het de hersenactiviteit kan sturen.
Normaal gesproken wisselen de activiteit van het sympatische en parasympatische zenuwstelsel elkaar af. Neem bijvoorbeeld onze ademhaling waarbij het sympatische zenuwstelsel geactiveerd wordt bij inademing en het parasympatische bij uitademing. Als gevolg hiervan verhoogt onze hartslag zodra we inademen en gaat ons hart trager kloppen bij uitademing. Hierdoor verschilt de tijd tussen twee hartslagen voortdurend. De hartritme variabiliteit (hartcoherentie) is het verschil tussen de hartslag tijdens inademen en tijdens uitademen. Tijdens ontspanning is sprake van een hogere hartcoherentie (grote hartritme variabiliteit), in gespannen toestand zal deze afnemen (lage hartcoherentie ofwel kleine hartritme variabiliteit) en ingeval van zeer veel angst of stress is deze geheel afwezig.
In de meest ideale situatie is het verschil tussen de hartslag bij inademing en die bij het uitademen zo groot mogelijk wat zich uit in een hogere hartcoherentie. De mate van hartcoherentie wordt ook wel beschouwd als maat van psycho-fysiologische flexibiliteit, die tot uiting komt op lichamelijk, mentaal en emotioneel gebied. Uit diverse onderzoeken is naar voren gekomen dat mensen die depressief zijn een verlaagde hartritme variabiliteit hebben in vergelijking met gezonde personen.
De relatie tussen de ademhaling en de hartslag werd al in de derde eeuw voor Christus in medische geschriften aangehaald. De oude Chinezen gingen uit van een samenhang tussen de gezondheid en een harmonisatie van de ademhaling en bloedcirculatie. De ademhaling is ook van invloed op het autonome zenuwstelsel door zijn effect op de bloedstroom en slagaderlijke druk.
Hartcoherentie training
Met hartcoherentie training wordt met behulp van ademhalingsoefeningen geleerd adem te halen op persoonlijke resonantie frequentie. Hierdoor nemen het middenrif en de spieren tussen de ribben een groot deel van het werk om het bloed in het lichaam rond te pompen over, waardoor het hart en vasculaire systeem ontzien worden. Het autonome zenuwstelsel past hierbij de snelheid van de hartslag, de output van het hart en de vasculaire capaciteit aan zodat deze synchroon gaan lopen met de ademhaling. Het resultaat van deze ademhalingsoefeningen is een gelijke activatie van het sympatische en parasympatische zenuwstelsel waardoor een staat van homeostase ontstaat.
Hartcoherentie training zorgt er dus voor dat ons hartritme coherenter wordt waardoor onze hersenen sneller en accurater kunnen werken. Hierdoor wordt het aanpassen aan onvoorziene omstandigheden vereenvoudigd aangezien onze fysiologie in balans is en in staat is oplossingen te vinden. Bij deze trainingsmethode wordt gebruik gemaakt van een aantal oude wijsheden en traditionele technieken die ook gebruikt worden bij yoga, meditatie, mindfulness en ontspanningsoefeningen. Bij deze technieken is het echter wenselijk ze in een rustige omgeving te beoefenen waarbij je jezelf afsluit van de buitenwereld. Hartcoherentie training kan op ieder moment worden toegepast waardoor ook in stressvolle situaties een rustige staat kan worden bereikt.
Bij hartcoherentie training leert men wat het effect van de ademhaling op de hartritme variabiliteit is waarbij de eigen hartslag bekeken kan worden en geleerd wordt wat stress met het lichaam doet. Een biofeedback apparaat zorgt er tijdens de training voor dat er nog beter ontspannen kan worden en er een coherenter hartritme verkregen worden in vergelijking met het beoefenen van yoga of meditatie. Uit diverse onderzoeken blijkt dat hartcoherentie training (ademhalingsoefeningen in combinatie met biofeedback) leidt tot een verhoging van de hartritme variabiliteit en cliënten zich daarnaast klinisch beter voelen.
Stress
In geval van stress maken onze hersenen diverse stoffen aan, waaronder het hormoon cortisol. Cortisol brengt het lichaam in een staat van paraatheid maar remt daarnaast alle lichaamsopbouwende processen. Naast cortisol komen bij stress ook endorfine, dopamine en (nor)adrenaline vrij die zorgen voor mentale en fysieke energie en een gevoel van besluitvaardigheid.
Adrenaline is zowel een hormoon als een neurotransmitter. Het verwijdt de pupillen, versterkt de ademhalingssnelheid en verhoogt het hartritme. Een teveel hiervan leidt vooral tot gevoelens van onrust en paranoia.
De neurotransmitter GABA normaliseert de hoeveelheid cortisol, endorfine, dopamine en noradrenaline op zijn beurt waardoor de stressreactie geremd wordt.
Naast deze vormen van stress ervaart ons lichaam zelf ook stress die veroorzaakt wordt door lichaamsvreemde stoffen en gifstoffen die vernietigd moeten worden of die ons lichaam belemmeren goed te functioneren omdat ze de plaats innemen van werkzame stoffen.
Tijdelijk stress ervaren is gezond maar blijft deze aanhouden dan vindt er geen regeneratie van het lichaam meer plaats en ontstaan er klachten die tot uitputting en ziekte zullen leiden.
Chronische stress veroorzaakt angst en depressie en heeft een negatieve invloed op ons lichaam. Problemen als slapeloosheid, rimpels, hoge bloeddruk, hartkloppingen, rugpijn, chronische ontstekingen, huid- en darmproblemen, onvruchtbaarheid en seksuele impotentie vinden hun oorzaak in stress of worden erdoor verergerd.
Maar ook raken professionele vaardigheden en sociale relaties beïnvloed doordat het irritaties, zwakke concentratie, slechte luistervaardigheid, terugtrekken en het verlies van teamspirit oproept.
Tijdens dit soort situaties wordt de focus vaak op externe oorzaken gericht en gedacht dat als de ideale omstandigheden gecreëerd worden men zich veel beter gaat voelen.
Het is echter zaak controle te krijgen over onze fysiologie waardoor hetgeen zich in de buitenwereld afspeelt minder grip op ons krijgt.